Marc Peire over fresco Luc PeireHet was een mooie dag in mei van het jaar 1993 toen oom LUC mij te Sint-Kruis kwam bezoeken. Na het overlijden van zijn vrouw Jenny zocht hij zijn dichtste familietak, nl. de kinderen van zijn broer, met hernieuwde liefde op. |
In de kamer erboven (de 'voorkamer'), waar mijn grootmoeder ('marraine') - mijn vaders en Nonkel Lus' moeder- als weduwe (vanaf 1948) nog enkele jaren (vanaf 1951) had ingewoond: Zeebrugge '51, links en rechts van de schouw. Deze titel komt van mij, naar Z 51, af te lezen op één van de afgebeelde bootzeilen bij de visserskade. De staande visser en de zittende vissersvrouw hebben mijn broer Patrick, mijn zus Anneke en mij, als jongste, geduldig begeleid tijdens onze lange studiejaren, toen de kamer in haar tweede functie als 'bureau' was ingericht en zelfs voorzien van een breed zwart muurbord. |
Nu bevrijd van boekenrekken waken vissers- en vissersvrouwenprofiel over mij, in de nachtelijke stilte van de slaapkamer. Op de plaats van het didactische zwart waakt eveneens, boven het hoofdeinde van mijn bed, De Weduwe, een doek dat Peire in zijn frescojaar 1951 schiep naar zijn moeder, frontaal betraand, rechtop gehuld in rouw. |
Nu ging de kunstessayist zich minutieus voorbereiden op een artikel over Peire's integraties in België voor de catalogus van de retrospectieve tentoonstelling LUC Peire in het Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen in 1995. Hierdoor bood zich dus een unieke gelegenheid aan om ook te schrijven over het niet bekende frescowerk te Sint-Kruis. |
Toen zijn broer een woning liet bouwen te Sint-Kruis bij Brugge (dat was het jaar daarop - 'den C/enten' was dan al terug uit het Zuiden) deed zich de unieke kans voor de pas verworven techniek in dit huis in toepassing te brengen. De twee in 1951 beschilderde wanden in het huis zijn zuivere voorbeelden van al fresco, d.i. beschildering op natte kalk. |
In de woonkamer is Evocatie van Vlaanderen een 189 cm hoog en 443 cm breed schilderwerk, waarin de geschiedenis (glorieus verleden en heden!) van de eigen streek opgeroepen wordt door middel van twee Bourgondische dames (hoe hooghartig met gesloten ogen gingen die altijd aan ons voorbij! We waren geen blik waard), een ridder met het wapenschild van Vlaanderen (het zwarte harnas op het witte |
In één van de kamers op de verdieping heeft Peire eveneens in de frescotechniek een tweedelig werk uitgevoerd, Zeebrugge '51, een tweeluik als het ware (links: h 255,5 x b 132 cm / rechts: h 255,5 xb 137 cm) waarvan de delen door een vooruitspringende schoorsteen gescheiden zijn. Tegen de achtergrond van boten met masten en zeilen staat aan de ene kant een visser (met pijp in de mond), zit aan de andere kant een vissersvrouw (netten herstellend) (en ze kijken zeer liefdevol naar mekaar, elk vanuit hun profiel). De voor hen uitgestorte producten van de zee, vissen, krabben, een zeester, vormen stillevens. (Het duurde ook lang voor ik doorhad dat de grote vissen uit een omgevallen mand afkomstig waren) (bekijk eens die gevaarlijke blauwgrijze krab en rode kreeft!) |
Stilistisch sluiten vooral de figuren van de Nele-madonna en de vissersvrouw aan bij die van het schilderij De Familie Godderis (1951} dat we kenmerken als een sleutelwerk in de evolutie die de geleidelijke, stapsgewijze overgang betekende van een vereenvoudigde, heldere, overzichtelijke en reeds door strenge constructieve beginselen geordende figuratie tot ruimtelijke, ritmische, zuivere verticale, niet-figuratieve compositie, waarvan Marcinelle 11956} en Het Nieuwe Rijk 11956} als eerste voorbeelden kunnen gelden.' (Jaak Fontier) |
Een mooie gelegenheid bood zich aan zelf mijn ouderhuis, al was het maar in een voetnoot, te voegen bij 'De ateliers van LUC Peire', eerlijk en hartelijk beschreven door mijn tante Jenny. Haar dagboeknotities werden postuum uitgegeven door Ludion in 2001. Hierin annoteerde ik het volgende: 'De op de Balearen aangeleerde frescotechniek (12de atelier) noopt de kunstenaar tot een snelle en vereenvoudigde verbeelding van het thema met omlijnde vlakken |